'Dat doen mijn kinderen echt niet'
Vroeger hadden wij een rotjoch in de straat. Eentje die met stokken sloeg, de bal keihard wegtrapte terwijl je aan het stoepranden was, ‘je moeder heeft rare kleren aan riep’ (oke dat was dan ook echt waar), maar goed; een typisch rotjoch. Dat wist iedereen. Ook z’n ouders, neem je dan aan. Hij was immers bij ieder incident betrokken. Maar dat bleek wat anders te liggen.
Op een dag, rotjoch was inmiddels bijna 13, stookte hij met een ander jongetje uit de straat een fikkie in de bosjes. So far so good. Maar rotjoch wilde het vuur hoger en terwijl het andere jongetje wat zat te porren in het vuur met een tak, smeet hij er een scheut spiritus op. Het jongetje heeft een half jaar in Beverwijk gewoond. Toen was de maat vol voor de ouders van rotjoch. Ze verhuisden uit de buurt waar hun rotjoch structureel ten onrechte werd weggezet als rotjoch.
Sindsdien weet ik dat ouders een blinde vlek hebben voor de onhebbelijkheden van hun oogappeltjes. Andere ouders dan. Zelf zie ik dit soort dingen haarscherp: Ik heb alleen hele lieve kinderen. Vooral mijn middelste. Zo gebeurde er vorige week iets aan de rand van het schoolplein. Een groepje jongens stond bij de bosjes in een kring. De moeders waar ik mee kletste stootten elkaar aan, en keken argwanend. ‘Wat voeren die jongens daar in hun schild?’ Ik haalde m’n schouders op.
Plotseling maakte mijn zoon zich los uit de verdachte samenscholing en huppelde op me af. ‘Wacht maar even,’ zei ik vol zelfvertrouwen tegen de andere moeders, ‘ik vraag het die van mij wel even. Die is goudeerlijk, zou inbrekers het servies nog aanwijzen, geeft alles toe. Heerlijk kind.’ Andere moeders keken me bedenkelijk of vol afgunst aan. En dat begreep ik. Het klonk ook wat opschepperig; maar goed de waarheid mag gezegd worden. En tja, niet iedereen kan zo’n fijn kind hebben als ik. ‘Niks aan de hand’ zei zoon, ‘we ruilen plaatjes’. Ik knikte de andere moeders geruststellend toe: niets aan de hand. De volgende dag hoorde ik dat ze, nadat ik weg was, rookpluimen uit het verdachte groepje zagen opstijgen. Ze bleken lucifers, aanstekers, hout en plastic uit de school gesmokkeld te hebben. Dat was het eerste deukje in m’n blinde vertrouwen in m'n zoon.
Vandaag kwam de oudste thuis. Weliswaar een wat stouter exemplaar maar nog steeds keurig en betrouwbaar in doen en laten. Ze had een verhaal gehoord op school: iemand had de juf van groep 8 vorig jaar een bitch clap gegeven. Daarna was de bitch clapper twee weken geschorst. ‘Een wat gegeven? Een klap van een bitch??’ ‘Tsss gewoon een bitch clap mam, met de vlakke hand in het gezicht slaan en direct met dezelfde hand weer terug’ Bedoel je dus dat het hoofd van die juf dan eerst naar links vloog en toen met de bolle kant van de hand weer terug werd geslagen?’ vroeg ik vol ongeloof. Ik probeerde het voor me te zien, juf tegenover basisschool leerling, hoofd heen en weer. Leek mij meer iets voor in een gangster film. ‘
Dat kan toch niet?! Dat is toch ziek falend?’ tetterde dochter verbouwereerd. Gelukkig, dochter was ook verontwaardigd. Die arme juf, doet keihard d’r best voor die rottige groep 8 kinderen en dan krijgt ze een bitch clap in d’r argeloze docentengezicht. Absoluut falend. En niet chill. Ik was opgelucht dat mijn dochter de juiste normen bleek te hebben. Maar dochter was nog niet klaar met haar tirade: ‘Twee weken geschorst is die leerling. Twee weken!! Dat kan toch echt niet? En ook nog tijdens de eindmusical!’