Help mijn moeder mishandelt me!!
Een paar weken geleden viel er weer zo’n pakketje van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) op de mat. Zoon (9) bleek deze keer de gelukkige om zich te laten inspuiten tegen DTP en BMR. Ik probeerde hem eerst nog wijs te maken dat DTP weliswaar staat voor de ziektes difterie, tetanus en polio maar dat BMR iets heel anders is: het Bel Me Niet Register. Dat hij dan later nooit gebeld kan worden om z’n bijdrage voor Warchild te verhogen of te wisselen van energiemaatschappij. Dat leek hem niet waar en overigens ook totaal niet grappig. Want er viel namelijk helemaal niets te lachen. Hij moest een prik en dat was een complete nachtmerrie.
Afgelopen donderdag was het zover: prikdag. Zijn beide zussen staken hem tijdens het ontbijt nog even een hart onder de riem. Kleinste (5): ‘toen ik een prik moest, heb ik helemaal niet gehuild hè mama! Maar het deed wel super pijn. Alle andere kinderen moesten keihard huilen. Maar ik niet. Ik denk dat jij ook keihard moet huilen. Ja hè mama, hij moet vast hard huilen!’ Vernietigende blik van broer. Hier deed oudste zus nog een schepje bovenop met de woorden: ‘en het is vaak met heel veel bloed. Want dan vinden ze je ader niet en dan prikken ze eerst een paar keer tjak tjak in je arm.’ Ondertussen prikte ze met grote armbewegingen met een vork in de tafel om haar woorden wat kracht bij te zetten. ‘Valt allemaal reuze mee jochie’ probeerde ik nog maar het leed was al geschied.
Onderweg naar de fatale locatie murmelde ie voor zich uit: ‘ik wil echt niet, dus ik ga niet.’ Om hem wat gerust te stellen deed ik toen iets wat ik achteraf misschien beter niet had kunnen doen. Ik zei: ‘Ah joh, het doet echt maar heel even pijn, het is een klein steekje in je arm, kijk zo!’ en ik pakte twee velletjes van z’n arm en kneep er even kort in. Althans dat idee had ik zelf. Volgens het slachtoffer had ik hem gruwelijk verwond en ‘vel van z’n arm gekrabd’. Hij gilde als een mager speenvarken door de auto waardoor ik me tegelijkertijd een beetje schuldig voelde en m’n hart vasthield over hoe het zo op het consultatiebureau zou gaan als dit de pijngrens een beetje was die we moesten aanhouden. Ja het blijft natuurlijk wel een man.
Op het consultatiebureau liep alles heel soepel. Nadat voor ons een lam leek te worden geslacht, was mijn zoon aan de beurt die geroutineerd op een krukje werd geduwd waarna aan iedere kant van hem een verpleegkundige plaatsnam om de inenting erin te spuiten. Maar de verpleegkundige aan de linkerzijde leek nog niet van plan de spuit erin te zetten, haar aandacht werd getrokken door iets anders. ‘Wat heb je hier voor rode plek op je arm?’ vroeg ze mijn zoon. ‘Daar heeft m’n moeder me geknepen.’ antwoordde zoon doodleuk. Ik zag ze direct een blik van verstandhouding uitwisselen. Een blik die zei: Alarm! mogelijk geval van kindermishandeling, direct registreren in het elektronisch patiënten dossier zodat we, als dit kind straks over tien jaar een keer spijbelt van school, precies weten wanneer het voor het eerst misging in het gezin. ‘Wat is er dan precies gebeurd?’ vroeg nu de andere verpleegkundige. Zoon voelde dat hij die dag eindelijk eens echt gezien werd en bovendien dat zolang hij praatte er nergens een naald inging dus hij nam lekker de tijd voor z’n antwoord: ‘nou we zaten in de auto en toen pakte mama m’n arm en toen zei ze: ‘zo voelt een prikje!’ In deze versie van het verhaal leek ik meer de gemene heks uit Hans en Grietje dan een aardige moeder die haar kind vast voorbereidt op die verrekte inenting. Maar goed, de heks en het mishandelde kind mochten uiteindelijk toch gaan. Met op iedere arm een pleister.
Op de terugweg hadden we het knijpincident achter ons gelaten en zaten we gezellig te kletsen. Opeens zegt zoon: ‘Mam ik denk dat een klein cadeautje wel enorm zou helpen tegen de pijn…’ Dat vond ik toch wel sneu dus ik zei: ‘Ach schat toch, heb je toch een beetje pijn? Aan welke arm?’ ‘Aan de arm waarin jij me keihard hebt geknepen natuurlijk!’ sneert ie terug. ‘Dat is het enige dat vreselijk pijn doet’ en hij liet me z’n arm zien waar echt serieus niets te zien was. Maar ik voelde dat het helemaal mis ging met dit verhaal. Hij had op dat rottige consultatiebureau geroken aan het succes van dit verhaal en dat zou nog vaak verteld gaan worden. Steeds spectaculairder. Nu was het nog ‘keihard geknepen', morgen op school in het kringgesprek heb ik ‘m waarschijnlijk met gestrekt been neergehaald voor ‘t consultatiebureau.
Maar zoon had wel een idee hoe we het konden oplossen: ‘Als ik een klein leuk cadeautje mag, iets met games ofzo, dan zeg ik niet tegen iedereen hoe je me hebt mishandeld!’
En zo krijg je je eigen chantage gedrag (‘iedereen die z’n kamer heeft opgeruimd krijgt een koekje’) even keihard terug....