Mijn kind komt sowieso in de selectie
‘Zo. Maandag wordt het bekend gemaakt he!’ Ik sta in het gangpad van de supermarkt en ben zojuist aangeklampt door een moeder uit het hockeyteam van oudste dochter (12).
‘Wat wordt bekend?’ vraag ik
‘De indeling!!’ ze gilt het bijna uit.
De indeling. Hoe heb ik het kunnen vergeten? Het gaat er al weken over. De grote vraag die iedereen lijkt bezig te houden is: in welk team komt mijn zoon of dochter volgend jaar?
‘Niet dat het wat uitmaakt natuurlijk. Ik bedoel, het gaat tenslotte om het hockeyplezier!’ Ze klinkt niet erg overtuigd. ‘En je kunt het maar beter loslaten he! Want je hebt er tenslotte toch geen invloed op. Althans wij niet. Jij en ik niet.’ Om haar mond een verbitterd lachje. ‘Maar dat geldt niet voor iedereen op de club ...’
‘Nee?’ vraag ik quasi onschuldig. Ik vermoed dat ik een smeuïg verhaal ga horen.
‘Heb je bijvoorbeeld gehoord dat Rosalie Magrand uit de D3 sowieso naar het eerste gaat?'
Ik schud nee. Ik heb sowieso nog nooit van Rosalie gehoord.
'Nou IK heb daar mijn vraagtekens bij.’ Ze kijkt me samenhorig aan. ‘Ik bedoel, ze hockeyt leuk maar om nou te zeggen briljant. Maar ja, als je moeder in de selectiecommissie zit…tja…’ Een cynisch lachje. ‘En onze Meike heeft die hulp natuurlijk niet he! Alle talent maar niet de kansen. Ja, dat wringt, dat mag je best weten.’
Ik knik. Het is een afschuwelijke situatie.
Vriendjespolitiek
‘Maar had Meike dan ook naar de selectie gewild?’ vraag ik verbaasd. Onze dochters spelen beiden in de D12. Van de twaalf teams zeg maar. Nou lijkt mij persoonlijk de sprong van de D12 naar de C1 nogal groot en ook vrij zeldzaam. Maar ja wie ben ik?
‘Vriendjespolitiek is het!’ zegt ze nu fel. ‘Michiel heeft er al over gebeld naar de club, want die kent de voorzitter vrij goed van zijn netwerk club, maar die zegt ook: je komt er niet tussen. Het wordt allemaal bekokstoofd door zo’n klein groepje van oud-internationals. Jammer. Het gaat tegenwoordig niet meer om wat je kunt maar om wie je kent.’
Ondertussen legt ze een pak Liga’s in haar karretje. Ze kijkt me met een vermoeide blik aan en gaat verder: ‘We hebben onze handen er vol aan. Het ene kind wordt niet gezien op de club, de ander niet op school.’
‘Jeetje’ zeg ik. Ik vermoed dat ik hier nog wel even sta naast de beschuiten.
‘Want onze jongste … die ken jij niet he? Dat is Florine. Die willen ze groep 4 opnieuw laten doen. “Ho ho ho,” zeg ik tegen die juf, “hier blijft helemaal niemand zitten. Hier is iets heel anders aan de hand.” Ja, als je er niet bovenop zit dan ben je weg hoor. Dus ik ben met Florine naar dat onderzoekscentrum in Zuid geweest. En wat denk je wat? Dyslexie en hoogbegaafd!’ Ze kijkt me triomfantelijk aan. Dat zijn kennelijk gave etiketten.
‘Wat lastig voor Florine’ zeg ik.
‘Voor Florine? Voor Florine? Voor ons zul je bedoelen. Ik beweeg hemel en aarde om dat kind extra verrijking en verdieping te laten krijgen op school maar luisteren ho maar. Ze erkennen de diagnose niet. Omdat die hoogbegaafdheid niet uit de testuitslagen kwam maar door de psycholoog off the record is vastgesteld. Door de dyslexie haal je dat niet uit de testen namelijk.’ Ik knik.
En omdat ze niet uitgedaagd wordt op school, verveelt ze zich natuurlijk helemaal kapot. En wat gebeurt er dan??’
Ze kijkt me dwingend aan. ‘Eh … het kind wordt ongelukkig?’ raad ik.
‘Nee! Het kind gaat onderpresteren! Dus moet je je even voorstellen he! De wereld op zijn kop: zit onze Meike straks weer in zo'n halfbakken team terwijl ze in de topklasse hoort en blijft onze Florine zitten terwijl ze in feite beter een klas zou kunnen overslaan. Hoeveel meer kan een mens hebben?’
En ook nog hoogbegaafd!
Ondertussen is de moeder van Bryan er ook bij komen staan. Haar zoon zit bij mijn zoon in het voetbalelftal. ‘Ik dacht al dat ik jou hoorde!!’ zegt ze tegen mij. ‘Hadden jullie het over hoogbegaafd?’ Ik knik en kijk dan aarzelend naar de moeder van Meike. Ik kan me niet voorstellen dat zij zit te wachten op een praatgroep met wildvreemden in het gangpad van de Albert Hein. Dat schat ik verkeerd in.
‘Ja, ik had het over mijn jongste. Die is hoogbegaafd.’ Hockeymoeder geeft voetbalmoeder een hand.
‘Is jouw man dan zo slim?’ vraagt de voetbalmoeder zonder dat het tot haar doordringt wat haar vraag impliceert.
‘Hoogbegaafd gaat niet alleen over slimheid hoor’, zegt de hockeymoeder verdedigend, ’het heeft ook vooral te maken met hooggevoeligheid. En dat heb ik zelf ook heel sterk. Ik voel energieën van anderen.’
‘Ik weet er alles van,’ zegt de voetbalmoeder, 'Bryan is ook hoogbegaafd. Wij vinden het maar gelul. Hij mag nu wel extra sommen doen op school. Maar verder willen we geen speciaal gedoe. Je hebt wel gelijk met dat gevoelige. Hij ruikt mijn rozencrème altijd op meters afstand. Dan zegt hij: "Mam, je meurt naar biobak!" Voetbalmoeder lacht hartelijk om deze grap van haar zoon.
‘Getest?’ informeert de hockeymoeder. Ze kan het zich niet helemaal goed voorstellen, die hoogbegaafdheid van de zoon van voetbalmoeder.
‘Ja, hij heeft een IQ van 146!’
‘Oh.’ Hockeymoeder is onder de indruk. ‘En jouw man is ook hoogbegaafd en hooggevoelig?
’Geen idee. Hij kan wel goed ruiken.’
‘Zit hij in de parfum?’ Hockeymoeder veert op.
‘Nee, hij zit op de vuilniswagen.’