'U mag uw bovenkantje even vrij maken'

Vanwege wat aanleg in de familie voor borstkanker, moet ik ieder jaar een mammografie laten maken in het ziekenhuis. Niet echt m’n favoriete bezigheid. Het is net als met dat bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker: goed dat het gebeurt, maar geen vrouw zit te springen om haar benen in de beugels te spreiden voor die rottige, ijskoude eendenbek.

Ik liep al weer twee maanden met m’n doorverwijzing rond en bedacht vanochtend ineens: vandaag is de dag, lets get it over with. Op de afdeling Radiologie van het ziekenhuis mocht ik eerst even wachten. Fijn, dat er in zo’n ziekenhuis altijd zoveel mag: ‘U mag hier even plaatsnemen, u mag even vier verdiepingen naar boven om een pasje te halen, u mag straks even uw parkeerkaart van 10,- afrekenen (het lijkt de fucking Efteling wel!), u mag even diep zuchten…’

Goed. Een vriendelijk uitziende dame op leeftijd riep verrassend snel m’n naam en loodste me naar een klein kamertje met spiegel. ‘U mag hier uw ‘bovenkantje’ vrij maken dan roep ik u zo’, fluisterde ze me toe. Even had ik een déjà vu aan de kraamhulpen die jaren geleden naast m’n bed stonden. Die zeiden steevast dat ze even naar je ‘onderkantje’ gingen kijken als ze bedoelden dat ze vol afschuw naar je hechtingen gingen staren. Maar al snel bedacht ik me dat er grotere problemen waren for the moment, want: hoe ging ik m’n ‘bovenkantje’ vrij maken met een jurk aan? Waarom kon ik nou niet eens één keer praktisch nadenken van te voren en een broek en een trui aan doen naar zo’n mammografie? Er was geen andere oplossing. Ik moest naar binnen met m'n ontblote voorgevel met daaronder de flatteuze combi van een 20 dernier bruine panty, daardoorheen schijnend een zwarte string met witte stippen en daaronder hoge laarzen. ‘Wat maakt jou in deze situatie nou uit hoe je er uitziet?’ zei ik streng tegen mezelf terwijl m’n ‘voorkantje’ even later tot moes werd geplet in een speciale bankschroef. Inmiddels was ik sowieso veel drukker met de gezichtsuitdrukking van de assistente: ‘Keek ze nou zorgelijk naar die foto? Waarom vraagt ze of er klachten zijn? Oh God ze ziet iets, ze ziet iets!’

Verre van ontspannen liet ik me wat later in een wachtruimte plaatsen. Hier was de sfeer anders dan in de eerste wachtruimte waar we elkaar nog aankeken van: ‘U ook hier, gezellig!’ Sowieso was iedereen met partner. Sommige stellen voerden van die quasi luchtige ‘ik-doe-net-of-ik-niet-doorheb-dat-ik-aan-het wachten-ben-op-een-spannende-uitslag-gesprekjes’ met elkaar. Anderen hielden handjes vast en staarden voor zich uit alsof het naderende slechte nieuws al vaststond. Mijn gedachten besloten, tegen m’n wil in, de laatste lijn te volgen: 'Hoe zouden ze het slechte nieuws zo brengen? Op de gang of in een kamer? Zouden ze met veel zijn? Oh shit ik had toch een extra  levensverzekering moeten afsluiten voor m’n kinderen. Wie zorgt er straks voor hen? Waarom duurt dit zo lang? Kan ik straks wel naar huis rijden na het afschuwelijke nieuws? Wat moet ik aan in de kist?’

De woorden van een lange statige, Bouquetreeks waardige, arts maakten een einde aan m’n gemijmer: ‘Loopt u even mee mevrouw?’ De arts beende voor me uit door de gang met in zijn kielzog mevrouw ‘bovenkantje’. Kennelijk ging ik het slechte nieuws ergens in de catacomben van het ziekenhuis vernemen. Op een hoek, ver van de andere patiënten, hielden ze hun pas in: ‘Ik heb de foto’s gezien en ze zien er mooi uit mevrouw.' Ik staarde hem met open mond aan. Zei die knappe arts nou net, zonder blikken of blozen, dat ie vindt dat ik een fraaie boezem heb? Van de stress stamelde ik: ‘Nou dank u wel dokter’. De dokter verschoot van kleur. ‘Mevrouw, ik bedoel dat er geen verontrustende zaken op de foto’s te zien waren.’

‘Arrogant volk die artsen' mopperde ik even later voor me uit, terwijl ik maakte dat ik het ziekenhuis uitkwam. Opgelucht maar toch ook lichtelijk beschaamd.