'Waarom zou je er uit willen zien als een dertigjarige? Tsss'
'Dus die Wendy zegt tegen haar man, zo waar wij dus allemaal bij staan he, ze zegt: "Als jij nog een keer zegt dat ik een baantje heb, dan zeg ik dat jij een kleintje hebt ..."
Hun lach klinkt keihard door de treincoupe. Ik doe alsof ik verder lees in mijn boek, maar ondertussen kijk ik met een schuin oog naar de dames. Ik voel aan alles dat ik midden in een prachtig verhaal ben beland. Ik ga wat onderuit zitten om de dames wat beter te kunnen bekijken.
Een jaar of vijftig schat ik ze, beiden met comfortabele stappers, een windjack en een praktisch rugtasje op schoot. Beste vriendinnen denk ik, ze zijn door de jaren heen op elkaar gaan lijken. Ze zijn een dagje uit samen. 'En wat zei die man toen?' smult de andere vriendin, hopend op een climax van dit goede verhaal. 'Nou, hij stond er gewoon een beetje bij, zo met z’n mond open, een beetje lullig voelde die zich…'. Ze valt stil en dan schateren ze weer verder. Lullig! Goede woordkeuze. Iets zachter vervolgt ze:
‘Wendy en Bert hebben ook echt een slecht huwelijk hoor, ze zijn al dertig jaar samen ofzo, maar ik heb ze nog nooit iets aardigs tegen elkaar horen zeggen. Hij praat altijd heel zacht, als ie al praat, en dan zucht zij zo heel hard en dan kletst ze altijd gewoon door hem heen… Die man heeft niks te vertellen. En dan zegt ie eens wat en dan zet ze hem gelijk te kakken… nou, die Wendy heeft de broek aan hoor!'.
Met de lippen op elkaar en de mondhoeken naar beneden knikt ze driftig. Vriendin ook.
'Ik zei al tegen Hans, ik zeg: die Wendy … das echt een haaibaai. Wees maar blij dat je met mij getrouwd bent!'. Instemmend geknik van de beste vriendin. Inderdaad, Hans heeft een lot uit de loterij met haar Bestie. Je zal zo’n Wendy getrouwd zijn.
'Kijk,’ vervolgt de vriendin nu, om het maar even allemaal wat helderder te hebben,
‘Die Wendy ziet er dan misschien wel goed uit voor d’r leeftijd, dat zal ik niet ontkennen, dat zien we allemaal wel, maar jeetje mina wat moet ze er veel voor doen… laten we wel wezen, die heeft een abonnement op de Veldhuiskliniek hoor, zeker te weten!”.
Vriendin gniffelt gemeen.
'Nou, dan hebben ze wel een spuitje teveel gezet de vorige keer hoor, ze had de hele avond hetzelfde gezicht, zelfs toen ze boos was bewoog er geen spiertje in haar voorhoofd … nee hoor, iedereen moet het natuurlijk zelf weten hoor, meen ik echt, maar heilige Marie, wat een verbouwing heeft zij ondergaan. En waarom? Ik vraag me echt af: waarom Wendy? Waarom je schamen voor het ouder worden? Daar is toch niks mis mee? Waarom zou je er uit willen zien als een dertigjarige? Nou, niet voor haar man in ieder geval…'.
De dames vallen even stil en laten deze stelling bezinken.
Vriendin is de eerste die het weer op de rij heeft. Verstandig vervolgt ze:
'Ach ja, Miran, dat moet ze ook zelf weten ook. Ik bedoel…ja, wie zijn wij. Als zij er nou blij van wordt…. Ik denk dan: Leven en laten leven… toch?'.
'Is ook zo..’ zegt Miran tevreden, met de nadruk op ‘is’. En dan nog een keer:
'Is ook zo…Het is mij ook om het even hoor, echt'.
Ze kijken even naar buiten samen. Miran haalt een boterhamzakje met blokjes kaas uit haar rugtasje en frutselt er een blokje uit dat ze in haar mond stopt. Ze biedt vriendin het zakje aan en vraagt met volle kaasmond. 'Nou, we zijn bijna in Utrecht. Waar wil jij het eerste naar toe? De Bijenkorf of de Bristol? Of eerst maar even koffie met gebak?”
Vriendin haalt haar schouders op. Het is haar om het even.