'Ze is er echt aan toe, zij wel'
Daar staat ze in haar roze jurkje, een beetje verlegen naast haar tafeltje, haar plantje net op de vensterbank gezet, haar lipje trilt. Naast haar zit Billie, over wie ze 's ochtends bij het ontbijt nog allemaal 'bil' grapjes maakte. Maar goed, toen zei ze ook nog vol bravoure dat ze wel alleen naar huis kon lopen.
Inmiddels is er weinig bravoure meer over. Ze huilt niet. Ze houdt zich groot. ‘Ze is heus geen baby meer!’ Alleen het lipje trilt als we haar door het raam een kushandje toe blazen.
Ook mijn lip trilt, een beetje. Ik huil niet. Ik houd me groot. Maar 't is toch niet niks: m'n jongste, m'n kleine meisje, m'n peutertje gaat vandaag voor het eerst naar school.
Ik genoot nog zo van die kleine peuter in huis. Ik was altijd die moeder die ook nog een kleintje thuis had. We gingen nog lekker op m'n vrije ochtend naar de speeltuin. Ik had nog af en toe zo'n jengelend kind om me heen terwijl ik belangrijke zakelijke telefoontjes moest plegen. We lakten elkaars nagels met een hoop gesmeer voordat we tegen de middag samen nog even snel gingen douchen. We dronken altijd zo gezellig koffie, zij met muffin, bij het koffietentje om de hoek. Ik was nog een beetje ‘een jonge moeder’ door haar.
Maar goed, ze is vier. Dat is gisteren groots gevierd en dus ontkomen we er niet aan. Dat weet ik heus wel. En ja, als derde kind in het gezin is ze er ook echt aan toe. Alle clichés zijn waar. En dus doen we ons best. Zij en ik.
Maar de hele dag zit ik toch wel een beetje in spanning: zal het goed gaan? Zal er überhaupt iemand tegen haar praten op zo'n dag? Zitten er leuke meisjes in haar klas? Redt ze zich wel met naar de wc gaan? En met het openmaken van haar pauzehap?
Als de schoolbel gaat, sta ik helemaal vooraan om m’n dappere en vast vermoeide kind op te vangen. De deuren van de school zwaaien open en honderden uitgelaten kinderen rennen voorbij. Waar is ze? Uiteindelijk huppelt er een klein meisje naar buiten dat mij volkomen negeert. ‘Dag liefie, ik sta klaar om haar te omhelzen!’ Dochter marcheert met handen in d’r zij en neus in de lucht voor me uit en roept over haar schouder: ‘Hi mama, waarom haal je me op? Ik zei toch dat ik wel alleen naar huis kan, ik ben nu groot hoor!’