Tijdens het hardlopen zie ik haar op straat. Voorovergebogen, beetje sloffend. Alsof ze de last van alle jonge moeders meetorst op haar rug. Dat is misschien ook wel zo.
Haar wallen lopen door tot haar oksels. Haar linkerhand duwt de Bugaboo. Met vers baby’tje erin. Eindelijk in slaap gewiegd door het gelijkmatige bewegen van de kar. Ze wil onder geen voorwaarde stilstaan onderweg. Bang dat het gehuil dan opnieuw begint.
Klein peuterfietsje
In haar rechterhand draagt, of beter gezegd sleept ze, een klein peuterfietsje met zich mee. Peuter zelf, loopt twee meter achter haar. Steeds draait ze zich om: ‘kom op Daan, iets sneller graag. Ík draag je fietsje nu al, dan moet jij wel echt doorlopen”.
Ik weet precies hoe dit gegaan is thuis. Peuter die per se op z’n eigen fiets meewilde. En zij, murw van vermoeidheid door drie keer borstvoeding ’s nachts, gaf toe. Onder één voorwaarde, zei ze nog. Peuter moest beloven dat ie de hele weg zelf zou fietsen. Ook terug. Peuter zei ja. Hij is niet gek.
Natuurlijk heb je helemaal niets aan dit soort peuterbeloftes. Dat weten wij allemaal. Zeker niet tijdens een wandeling met een doel. Al is het maar naar de supermarkt.
Even eruit
Haar man is natuurlijk gewoon aan het werk. Vanochtend, keurig in pak de deur uitgegaan. “Sorry schat, ik kan Daan geen pap geven nu, dan wordt m’n pak vies. Wat eten we vanavond eigenlijk?” En weg is ie. Heerlijk lijkt haar dat. De tien weken zwangerschapsverlof zijn bijna om. Ze heeft zin om zelf ook weer te beginnen. Even eruit.
Even een paar uur zonder baby die steeds op de verkeerde momenten wakker wordt en honger heeft. Ze loopt nog wat harder nu. Peuter moet een schone luier. En naar bed. Hij is moe. Gaat af en toe plompverloren op de stoep zitten. En een dwarse peuter kan ze er echt niet bijhebben. Niet nu. Ze is praktisch door haar creatieve opvoedtechnieken heen. Niet boos worden. Niet boos worden, niet schreeuwen, herhaalt ze in zichzelf.
Het gaat over
Ik ren haar voorbij. Glimlach haar bemoedigend toe: “geloof me, ik ken dit. En het gaat voorbij. Echt waar. Focus op de leuke dingen: het eerste lachje, het omrollen, de armpjes om je nek, het spekkige lijfje, de geur. Er komen weer tijden dat je boordevol energie zit, gaat hardlopen en lachend alles aankan én dat je kinderen zelf fietsen, zonder jouw hulp".
Als ik de voordeur open, komt puberdochter toevallig net aanlopen. Bijna niet te geloven dat ik deze middelbare scholier ook wel eens brullend moest duwen. Nu is ze zo groot, verantwoordelijk, zelfstandig. Godzijdank.
‘Hoe was school' vraag ik.
'Goed'.
'Waar is je fiets eigenlijk?'
‘Die is weg’.
‘Weg?’ Ik kijk haar niet begrijpend aan, een fiets kan toch niet zomaar weg zijn. 'Waar is ie dan?’ ‘Ik heb geen idee', dochter haalt nonchalant haar schouders op. ‘Kun jij me anders zo even naar dansles brengen en morgen naar school?’