Ik zit met collega's in de kroeg als de telefoon gaat. Dochter (6) aan de lijn: "Het gaat niet zo goed met papa, hij reed bijna de bosjes in met de bakfiets. En daarna wist ie de weg niet meer". He? Man is een verantwoordelijk persoon. "Waar zijn jullie nu dan?" "Thuis" zegt dochter. "Wij wisten de weg wel terug".
Dit is niets voor hem, hij zal toch geen hartaanval hebben of zoiets. "Moet ik de dokter bellen?" Vraag ik. Dochter twijfelt. "Hij zegt wel dat ie ziek is". "Geef me papa maar even", zeg ik. Ik ben op zich niet zo snel bang, maar dit is wel vreemd. Hij zou vanmiddag met de kinderen even naar een kinderfeestje gaan. Ik ben inmiddels het café uitgelopen, jas al aan, fietssleutels in de aanslag. Een collega loopt bezorgd met me mee. "Alles goed?" Ik haal m'n schouders op: "man ziek". Tuut, tuut, tuut, de telefoon valt uit. Ik bel terug en krijg direct de voicemail. Ik bel opnieuw: in gesprek. "Ik moet weg", zeg ik tegen collega. "Zal ik anders 112 bellen?", vraagt ze. Op een of andere manier lijkt dat me niet nodig. "Ik ben zo thuis met de fiets", zeg ik. "Komt goed".
Eenmaal op de fiets gaat m'n telefoon. Man aan de lijn: "Waar ben je?" "Onderweg", zeg ik. "Kom maar snel", zegt ie. "Ik voel me echt niet goed". Hij praat ook wat raar. "Is het ernstig" vraag ik bezorgd? "Last van je linkerarm, steken in je borst?" Ik moet toch die tien tekenen van een hartaanval eens beter uit m'n hoofd leren. verder dan dit kom ik niet. "Nee" kreunt man, "zo erg is het niet, maar het lukt me niet om dochter naar bed te brengen". Ik vind het eigenaardig, maar het stelt me ook gerust. Dit klinkt meer als man die verkouden is.
Als ik de fiets tegen de muur zet, hoor ik al een vaag gekreun. Eenmaal in de gang hoor ik het beter. Het lijkt wel... gesnurk. Ik kijk naar de bank. Daar ligt man, hand in z'n broek, mond half open, kwijlend en knock out.
Zoon (11) zit ernaast rustig voetbal te kijken. "Wat is er gebeurd?", vraag ik. "Ik heb knakworstjes gemaakt en net even jongste naar bed gebracht", zegt ie. Alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. "Ik bedoel met papa", zeg ik.
"Papa zei onderweg: 'ik kan niet meer, ik ben zo moe en misselijk. Ik heb vast iets verkeerd gegeten'. Ik heb het voor jongste maar zo gelaten", zegt zoon wijs. "Maar denkt ie nou echt dat ik daar intrap? Thuis viel ie direct in slaap. Sorry mam, maar dit is kansloos", zoon klinkt streng. "Moeder in de kroeg en vader dronken op de bakfiets, dat moet niet vaker gebeuren".