Puberdochter komt thuis uit school. Humt wat. Pakt haar telefoon en vertrekt direct naar boven naar haar kamer. Mijn alarmbellen rinkelen. Oke, sinds haar puberperikelen wat meer vorm krijgen, is ze niet echt spraakzaam. Sowieso nooit geweest eigenlijk.
De laatste jaren komt ze meestal thuis met vriendinnen en dan lachen ze, make-uppen ze, geven ze dansshows, spelen ze buiten en hebben ze veel lol. De laatste tijd ‘chillen’ ze gewoon wat op haar kamer en luisteren ze naar muziek.
Enfin, mijn voorgevoel zei dat er vandaag iets aan de hand was. Gezien het ontbreken van vriendinnen, was er vast iets met hen. En omdat ik meestal wel goed zit met mijn intuïtie, wilde ik haar helpen, met haar praten.
Ik weet op m’n 42ste namelijk hoe goed het is om wel over dingen die je dwarszitten te praten (dat deed ik vroeger ook nooit). En dus toog ik naar boven:
‘Hier, kopje thee en wat lekkers’. ‘Oh dank mam’. ‘Is er iets schat?’ ‘Nee niets, hoezo?’ ‘Nou je kwam wat stilletjes uit school’. ‘Dat doe ik toch heel vaak mam, zo ben ik. En dan ga ik juist boven zitten om aan jouw spervuur van vragen te ontkomen’.
‘Oh’, zeg ik ietwat beduusd. Probleem is: ik weet dat ik duidelijk op mijn plek gezet word. Ze wil niet praten en geen vragen beantwoorden. Maar ik wil zó graag contact, dat ik me niet kan beheersen. Mijn strategie is nu eenmaal vragen stellen; dat werkt bij vrijwel iedereen prima. Dus doe ik heel irritant nog een poging: 'Had je geen zin om af te spreken, is er iets met je vriendinnen?'
'Maaahaam!', klinkt het nu heel geïrriteerd: ‘Jij wilt mij het liefst huilend op de bank hebben zodat we kunnen praten, maar ik heb gewoon een heel leuk leven’.
Opeens moet ik heel hard lachen. Ze heeft gelijk. Ik omhels haar en grinnik nog steeds. Zij moet ook lachen en knuffelt me terug.
Mooie wezens die pubers.