Van god los
Echt waar, het was he-le-maal niet gepland. Het feestje in de kroeg van een jarige vriendin was afgelopen. Ik zat al op de fiets, klaar om naar huis te gaan. Tevreden had ik net daarvoor nog de tijd gecheckt: het was 23.30 uur dus ik zou voor twaalf in bed liggen. En dat was wel zo handig in verband met het hockeytoernooi van jongste morgen, vanaf 9 uur…
‘Ah kom op, nog één drankje in die nieuwe tent, iedereen gaat mee!’ zeurt een net gescheiden vriendin. Zij is helemaal van god los deze weken en probeert iedereen mee de afgrond in te sleuren. Het is nog geen twaalf uur. Het is gezellig. De kinderen logeren. Het is dichtbij en iedereen gaat mee. Doe eens gewoon een keer niet verstandig. Dus ik zet mijn moederfiets- al een jaar zonder zitjes, al zijn fietstassen misschien toch nog erger- weer op slot (onder luid gejuich van vriendin) en hobbel naar de volgende kroeg.
Dansen met je tassie
Het is donker binnen en heel.erg.druk. Mèn, wat een keiharde muziek. Stiekem duw ik mijn vingers in mijn oren. Kan ik dit handelen? Ja, dat kan ik, ik ben geen bejaarde. Ik gooi mijn jas in de hoek en mijn tas, wat doe je daarmee in een stampvolle kroeg? Hup, onder de bar ermee. Ik buk, duw die tas eronder en sta weer snel op. Een harde knal volgt: ik ram mijn achterhoofd keihard tegen de bar. Een leuke man lacht bezorgd naar me. Dommig lach ik terug terwijl ik ik over mijn hoofd wrijf en zeg ‘Niks aan de hand hoor, goed hout’.
Dan ben je morgen halfdoof… nou èn?
Na vijf minuten dringen en duwen vind ik mijn vriendinnen eindelijk, wild dansend op de dansvloer. Omringd door jongens die onze kinderen zouden kunnen zijn, theoretisch dan. Vriendin ziet die mogelijke familiebanden heel anders zo te zien. Ik krijg een Gin-Tonic in mijn hand gedrukt (hoop ik) en Part 2 van de avond kan beginnen. Dansen tot je er bij neer valt. En dat ik morgen halfdoof ben, dat neem ik maar voor lief. Een keertje in de tien jaar een dikke vette bass in je hoofd kan vast geen kwaad.
Hè Taxi, mag ik op de pof?
Het is vijf uur geweest (!) als ik strompelend in de taxi plof. Fietsen op dit tijdstip is een slecht idee, dat snap ik nog net. Eenmaal bij mijn huis wil ik mijn tas pakken om de taxichauffeur te betalen. In een flashback zie ik mezelf weer mijn hoofd stoten. Ik weet gelijk waar mijn tas ligt en dat is niet hier in de taxi.
Dit vreselijk treurige verhaal van moeders die naar een feestje ging, eindigt waar het begon. Op mijn fiets bij die nieuwe tent, die al dicht bleek toen ik terugkwam met de taxi, maar waar gelukkig al een schoonmaakster bezig is. Mijn tas lag nog altijd onder de bar. Met alles erin wat mij lief is, maar vooral met mijn sleutels, geld en telefoon. En omdat het inmiddels toch al weer licht is, kan ik prima naar huis fietsen.
Drie uur later sta ik op het hockeyveld. Ik ben zo wit als een sneeuwpop en zo gammel als een bootje. Dochterlief zwaait vanaf het veld met haar stick naar me. Ik zwaai wat onvast terug, denk aan vroeger en weet een heel groot verschil. Toen ik vroeger dit soort nachten doortrok, had ik nog geen kinderen. En geen handtas.