Afgelopen zomer vraagt ze me op het schoolplein: "zullen we vrijdagmiddag naar het strand gaan, met de kinderen?" "Ja leuk", zeg ik. Het lijkt me leuk om wat vaker met andere schoolmoeders af te spreken. Ook voor de kinderen.
Stress!
De dag zelf belt ze me wat gestrest op: "sorry ik ben wat te laat. Ik red school niet. Kun jij Saar anders vast meenemen naar het strand? En mag haar broertje dan ook vast mee, anders moet ik daar ook nog wat voor regelen. En ik kom toch zo naar het strand". Ik vind het prima. Ik wil toch direct weg. Het is warm en ik heb de kinderen het strand beloofd. Eentje meer of minder maakt me niet uit. Twee uur later, in m’n eentje met vier kinderen, vind ik het wel wat saai worden op het strand. De telefoon gaat: "ik red het nog steeds niet. Enorme stress. ik zie je vanavond bij het eten. Oke?"
Ik heb het gehad
Eigenlijk voel ik: doe even normaal. Je dumpt je twee kinderen bij mij. En laat me hier alleen zitten. Ik ben je oppas niet, kom ze maar halen. Maar ik zeg niets. Ik wil ook niet lullig doen. Ik zou ook heel blij zijn als iemand me had willen helpen bij zoveel stress. Wat de stress precies is, is me overigens niet helemaal duidelijk. Ik neem maar aan dat er minstens iemand ontslagen is en dat de belangrijkste klant wegloopt en dat het kantoor overstroomt..… Om 19.00 komt ze eindelijk aan. Ik heb inmiddels al gegeten met alle kinderen. We zijn zanderig, warm en hebben het gehad. Ik drink uit beleefdheid nog een drankje en ga naar huis.
Overlegcultuur
Een paar weken later belt ze of Saar ’s middags bij ons kan spelen. Ik antwoord dat ik niet weet of zoon zelf al een speelafspraak heeft gemaakt. Ze begint een heel verhaal over de hedendaagse overlegcultuur en dat kinderen tegenwoordig zoveel zeggenschap krijgen. Dat ouders vroeger gewoon zeiden: je speelt vandaag met Pietje, maar dat de kinderen van tegenwoordig alles zelf bepalen. Beetje verwend toch wel. Ik vraag nog poeslief: "zeg je nu dat ik m’n kinderen verwen omdat ze zelf mogen bepalen met wie ze spelen?" "Nee, nee", zegt ze. "Jij niet. heus niet. Maar in het algemeen weet je wel".
Elke week spelen
Weer een paar weken later hoor ik van de oppas dat Saar vrijwel elke week komt spelen als zij er is. Dat wist ik niet. "Hoe gaat dat dan", vraag ik? "Regelt zoon dat zelf?" "Nou," zegt oppas: "soms wel, maar vaak word ik aangeklampt door haar moeder, of Saar met ons meekan. Ze heeft zelfs mijn nummer gevraagd en al een keer gebeld omdat ze niet op tijd bij school kon zijn. Zoon vindt het meestal wel best", zegt oppas "en ik heb er verder ook niet veel last van, maar dan weet je dat".
Zo.
Wat nu?
En nu weet ik dus niet wat ik hiermee aan moet. Saar is echt een heel leuk meisje. En ik zou het jammer vinden als ze nooit meer komt spelen doordat ik ‘bonje’ heb met haar moeder. Ik weet eigenlijk ook niet precies wat m’n probleem is, maar het voelt niet goed.
Ik ben je oppas niet
Ik vraag man om hulp. Man wuift alles weg: "typisch vrouwengedoe", zegt ie. "Nou ja zeg", reageer ik verontwaardigd. "Dat is lekker makkelijk. Vind jij dit dan normaal"? "Het kan me gewoon niets schelen," zegt hij. "Zolang zoon het prima vind en ik er geen last van heb, vind ik het best. Maar als ik in m’n eentje op het strand had gezeten met een bus vol kinderen dan was ik na een half uur al weggeweest. Had ik de kinderen bij haar op kantoor gedropt en had ik gezegd dat ze een asociale eikel is, dat ik haar oppas niet ben. Dat mijn tarief €150,- euro per uur is en dat ze dat op m'n rekening over kan maken. En dan hadden we een biertje gedronken. Even goede vrienden"
Daar heb ik dus helemaal niets aan. Mannen.... Pfff.