Hij groet de moeders van de andere kinderen op een vaderlijke doch vriendelijke toon. Vandaag doet ie tegen mij net iets anders. Opvallend opgewekt zingt ie 'Goedemòrgen!' Hij geeft er een ondeugende knipoog bij. Tikkie corpulent is ie, Erwin, met gekke handjes en vlezige lippen. Maar: ont-zet-tend aardig. Toch bekruipt me een ietwat onaangenaam gevoel bij z'n overdreven begroeting.
Zijn zoon en mijn zoon zitten bij elkaar in de klas en spreken 's middags af. Hij blijft even een kopje thee drinken. ‘Even een levensloopje’, zegt Erwin ‘waar heb jij zoal gewoond bijvoorbeeld?” 'Oh leuk, daar woont mijn tante!' 'Heel leuk wonen'. 'En hoe hebben jij en man elkaar ontmoet?' 'Oh, in dezelfde studentenstad? Ja leuk.' 'Ik en Marjan in een kroeg, heel toevallig hoor, zo’n ontmoeting. Voor het zelfde geld waren jij en ik nu samen geweest, ja toch?' Knipoog nummer twee van vandaag.
Een week later hebben onze kinderen elkaar weer uitgekozen voor de woensdagmiddagspeeldate. Maar nu in hun huis. Ik zeg bij het afzetten van mijn zoon snel dat ik geen thee hoef, race naar huis en ga 'heel even zitten' wat eindigt in een babyslaapje op de bank, vol in het zicht van iedere voorbijganger op de stoep, met m'n mond half open. Met de bank nog in mijn wang sta ik een paar uur later op de stoep bij Erwin. Ik gil langs Erwin door de gang dat mijn zoon zijn schoenen aan moet trekken omdat we -helaas- druk druk druk- weer verder moeten. 'Hoe was het?' vraag ik plichtsgetrouw. 'Nou, wel erg vermoeiend hoor, met die drukke jongens' zegt hij, hopend op een beetje medelijden van mijn kant. Om hem te pesten zeg ik dat ìk daarentegen- en ik wil je niet jaloers maken of zo- een heerlijk tukje op de bank heb gedaan. Ik kan niet lang genieten van mijn vileine poging hem een hak te zetten. 'Daar had ik graag naast gelegen' vertrouwt hij me toe met ondeugende knipoog nummer drie en zijn kleverig hand wrijvend op mijn onderrug.
Zoals ik vaker doe in ongemakkelijke situaties, draai ik mij om en loop weg, mijn zoon achter me aan slepend die nog half hinkelend probeert zijn laatste schoen aan te trekken.
Als ik het hele verhaal ’s avonds aan man vertel, antwoordt hij met een glimlach en een lauw: 'Ik sla hem wel op zijn bek, schatje'. Dit vind ik natuurlijk totaal niet bevredigend, dus bel ik de rest van de avond met allerbeste vriendin. De hele avond staat in het teken van: ‘lag het aan mij?’ (Nee joh!), ‘wat had ik moeten zeggen’ ('Nou, Erwin, eerlijk gezegd vind ik het niet echt prettig dat je je hand zo op mijn rug legt') en ‘wat ik de volgende keer ga zeggen’ ('Ho es even vriend, ik weet niet wat JIJ je allemaal in je hoofd haalt, maar jij bent sowieso een lelijke gluiperd, wat denk je wel niet').
De volgende morgen fiets ik daadkrachtig naar school. Ik trap hard op de pedalen om me op te laden. Als ie erover begint, dan...euh...zal ik hem de oren eens wassen. Op het schoolplein aangekomen knik ik beleefd naar Erwin. Hij ziet me niet echt. 'Goedemorgennn!!' knipoogt hij mega opgewekt naar de moeder achter me...