‘Als ik jou niet zou kennen, zou ik jou echt súper irritant vinden.' Dochter zegt het zo achteloos dat het even duurt voor ik doorheb dat het niet om een compliment gaat. ‘Hoezo??’ vraag ik verbaasd. Ze haalt haar schouders op. ‘Gewoon alles. Kan ik niet uitleggen. Het is hoe je bent.’
Terwijl ik de boodschappentassen in de kofferbak prop, probeer ik me te herinneren welke tenenkrommende actie ik over het hoofd heb gezien het afgelopen half uur in de supermarkt. Wat zou er zo storend kunnen zijn geweest aan mijn gedrag dat kennelijk zelfs wildvreemden zich kapot ergerden?
‘Heb je het zelf dan écht niet door?’ vraagt dochter met ingehouden woede, als ik informeer naar de specifieke situatie die kennelijk nogal aanstootgevend was. ‘Bijvoorbeeld,’ somt ze op. ‘Net bij de kassa. Waarom zit jij op je telefoon terwijl je moet pinnen? Dat is toch ziek gênant?’ Ik probeer me m'n gedrag bij de kassa te herinneren. Oh ja, er stond niets op m'n rekening. Het scheelde niets of we hadden de bekende pieptoon gekregen maar door mijn razendsnelle overboekactie heb ik ons deze vernedering bespaard.
‘Ik moest even snel geld overschrijven anders kon ik niet pinnen snap je,’ leg ik uit. ‘Daarom ging ik zo sloom pinnen en tegelijkertijd op m'n telefoon …’
‘Íedereen moest op jou wachten,’ valt dochter me in de rede. ‘Iedereen. Dat is zó typisch jij.’
‘Maar er stond niemand achter ons en die juffrouw van de kassa zei dat ze het prima ...’ sputter ik tegen.
‘Dat ook. Dat woord. “Juffrouw van de kassa”. Dat zeg je toch niet? Vind jij soms dat zij minder is dan jij omdat ze achter de kassa zit?’
‘Eh nee,’ stotter ik. ‘Natuurlijk niet, ik zeg dat gewoon omdat ze me best wel jong leek en ...’
‘Denk jij dat mensen die jong zijn geen respect verdienen? Jij vindt zeker ook dat wij niets van het klimaat weten hè! En dat wij alleen maar demonstreren omdat we willen spijbelen?’ Ik probeer terug te halen waar ik de verkeerde afslag heb genomen en hoe we van mijn tenenkrommende gedrag in de supermarkt in twee zinnen bij het klimaatprobleem terecht zijn gekomen.
‘Alsof jij zelf zoveel van het klimaat weet,' foetert dochter verder. 'Jullie zitten altijd zo van “afval scheiden dit en dat” maar je zit wel 10 x per jaar in een vliegtuig. Hoe vervuilend kan je zijn?’
'Hmmm.’ Meehummen lijkt mij voor nu even het beste. Even is het stil maar dan schiet dochter kennelijk een nieuwe ergernis te binnen.
‘En als je dan gaat vliegen, ga je ook altijd aan de linkerkant staan op de roltrap. Niemand kan er dan langs. Dat is toch aso? Vind je dat zelf dan ook niet aso?’
'Ik sta echt nooit links,' sputter ik tegen. 'Sterker nog, ik duw jullie de helft van de tijd naar rechts omdat júllie vaak links gaan staan.'
'Misschien,' wuift dochter mijn woorden weg. 'Maar je hád links kunnen gaan staan. Want zo ben jij. En ...,' gaat ze verder. ‘Jij bent ook zo iemand die z’n koffer in de trein of in de tram niet vast zou houden. Waardoor iedereen die rondvliegende koffer tegen zijn benen krijgt. Zó irritant. Of iemand die het hele vliegtuig zou laten wachten omdat je nog ergens koffie stond te halen of van die gore smoothies en dat je dan vergeten was dat je allang moest boarden. En dat je dan helemaal naar Gate 599 moest lopen. En dat je dan zo in het toestel deed van “hahaha sorry” waardoor iedereen wist dat je het eigenlijk een super leuke grap vond en helemaal niet erg.’
Dochter is inmiddels rood aangelopen van kwaadheid over de situatie die zich nog nooit heeft voorgedaan en die al maar kwalijker wordt. ‘En dat wij er dan bij waren. En knetterhard naar de gate moesten rennen en helemaal a-relaxed op vakantie aankwamen. Waar je dan ook weer geen vervoer had geregeld waardoor we uren bij zo’n autoverhuur moesten wachten in de hitte.’ Ze zucht geërgerd.
‘Weet je zeker dat we niet ook nog een noodlanding hadden door mij?’ informeer ik terloops. Dochter negeert deze suggestie voor de verhaallijn en pakt haar telefoon. ‘Beter ga je wat doen aan dat chaotische gedrag want het verpest zo langzamerhand m’n hele leven.’
Een minuut later rijden we de straat in. Dochter springt de auto uit en pakt tot mijn verbazing een boodschappentas om mee naar binnen te nemen. ‘Mam?’
‘Ja?’
‘Zullen we zo een film kijken?’