‘Als ik nu opeens keihard een ruk aan het stuur geef, rij ik met 120 km/u tegen de vangrail. Hoe zou dat voelen?’ Dat denk ik wel eens. En dan stel ik mezelf gerust met de gedachte dat iedereen dat wel eens denkt…toch?
Vroeger als ik naar school reed, bedacht ik me hoe het zou zijn als ik met de fiets onderuit ging, precies met m’n slaap op de stoeprand en dat ik dan zo’n groot gapend gat in m’n hoofd zou hebben waar alles uithing. Of dat ik met een schilmesje in m'n hand per ongeluk werd aangestoten, waardoor ik dat mesje pardoes in m’n maag stak. Je weet wel: slagaderlijke bloeding spuitend tot aan het plafond, iedereen in paniek, ambulance bellen, te laat, morsdood.
Lees ook: Ik hoef de waarheid niet altijd te horen
Die gedachten komen zomaar bij me op. Ik heb ook steeds terugkerende gedachten. Zo werkte ik in m’n studententijd achter de bar en dacht ik iedere keer: ‘wat zou ik graag al het glaswerk kapot schieten met een automatisch geweer.’ Ik had in die tijd geen automatisch geweer, dat scheelde. Wat ik ook vaak dacht: ‘als ik nu eens op de bar klim en dan keihard gil en er dan gewoon weer afklim en doorwerk. Hoe lekker zou dat zijn?' Op hoge gebouwen denk ik steevast: ‘stel dat ik nu te ver voorover hang? Of dat het hekje breekt? Of dat ik zomaar spring.’
Het ergste lijkt me dan dat m’n familie en vrienden achteraf proberen te begrijpen hoe het ooit zo ver heeft kunnen komen. En dat ze dan met terugwerkende kracht constateren dat er inderdaad al allerlei aanwijzingen zichtbaar waren in m'n gedrag. Dat ik dus eigenlijk al veel langer te kampen heb met een psychiatrische aandoening. Wat natuurlijk niet zo is.
Het wordt helaas niet minder nu ik ouder ben. Toen ik net kinderen had, dacht ik rustig: ‘stel dat ik nou de baby van de trap gooi? Of uit het raam? Zo hop de tuin in!’ M’n zoon heeft het ook, vrees ik. Want toen z’n kleine zusje drie weken oud in badje werd gedaan, keek ie me vol ingehouden spanning aan en zei: ‘mama…laat d'r eens los.’
Maar goed, tot nu toe heb ik nog niemand wat aangedaan, inclusief mezelf. Ik houd het dus aardig onder controle. Nog niet in de schouwburg het podium opgerend, niet het tafelkleed onder het kerstdiner uitgetrokken bij m’n ex-schoonfamilie, niet keihard met m’n handtas rondgezwaaid in de servieswinkel, geen beginner van de zwarte piste geduwd, nooit een slok uit de chloorfles genomen, geen hockeybal tegen m’n tanden geslagen, niet de deur in het vliegtuig geopend op 10 km hoogte, niet doorgebeten in de bil van mijn baby en ook niet opzettelijk met 60 km per uur tegen een andere auto aangereden in de file. Niet ‘ja, ik wil wel’ geschreeuwd bij de hypnose show van Rasti Rostelli en niet... Oke, dat laatste dan wel.
Lees ook: Onzekere vrouwen