Daar zit je dan: voetjes in het water, zon op je gezicht, je peuter met een snoezig wit gehaakte mutsje in het zand. Lekker met zijn schepje een kuiltje aan het graven. Zo was het de bedoeling. Zo had je het bedacht. Want zo ziet het er uit op de plaatjes in de bladen en zo zag het er uit op de schokkerige diaprojector filmpjes die je vroeger bij opa en oma keek. Maar toen kwam je eerste vakantie als moeder.
Ik herinner me mijn eerste idyllische vakantie nog precies. Naar Lesbos. We hadden weinig geslapen die eerste acht maanden maar dat gingen we nu keihard inhalen op dit Griekse eiland. Nadat de baby ons eerst tot de minst populaire passagier van het toestel had gemaakt door keihard te brullen tijdens het opstijgen, het dalen en twee volle luiers daar tussenin, ontdekten we na twee bochten in onze hippe huurjeep dat we een wagenzieke baby hadden gebaard. En niet zo maar eentje, een exemplaar met turbospuugkracht die moeiteloos de voorruit haalde vanaf het zitje op de achterbank. Maar niet getreurd, op loopafstand was er nog genoeg te beleven. Zoals van die leuke, typisch Griekse restaurantjes die zich bij uitstek lenen om …. in je uppie aan tafel te zitten terwijl de ander de baby voert, verschoont of rondwandelt.
"mam, mama, mááááááááám!!!"
En dan, jaren later, wordt het ineens allemaal beter. Zodra alles zelf veters strikt, uit bekers drinkt, doorslaapt en een mening heeft, word je vakantie weer fijn en leuk. Kun je weer uitslapen, een boek uitlezen, op een luchtbedje dobberen, massages bestellen, cocktails drinken op het strand, wijn drinken, enfin, alles wat een vrouw nodig heeft om uitgerust weer terug te komen van een vakantie. Denk je nu “eh … wanneer is dat moment precies want de mijne verplaatsen zich al op scooters maar ik kom nog steeds geen enkele vakantie uitgerust terug”. Dan kan ik je geruststellen. Deze verbetering treedt namelijk niet op voor beide ouders.
‘Mam! Kan jij mijn duikbril even aangooien. Nee, niet zó, zo kan ik er toch niet bij!’
‘Mamaaaaa! Kijk eens wat ik doe? Ik doe handstand. Maaaam, je kijkt niet. Nee, je keek niet echt. Ik doe het nog een keer. Nu wel echt kijken he?’
‘Mam, ga je mee schelpen zoeken? Je had het beloofd! Gisteren ging je wél met haar.’
‘Wij gaan op ons allermooist duiken en dan moet jij ons een cijfer geven. Oké?’
‘Wil je even met me badmintonnen? Nee, die wil ook niet. Je kunt toch straks je boek lezen. Die andere moeder doet ook mee.’
‘Mam, waar zijn hier de wc's? Wil je please even meelopen?’
‘Mam, kan jij de Wifi code even vragen? Nee, ik durf dat niet zelf.'
‘Waarom is er geen stokbrood meer. Jij zou dat toch halen?’
‘Heb je geen Nutella meegenomen? Wat moeten we nu op brood doen?’
En terwijl jij de zoveelste handstand staat te jureren en het avondeten uitonderhandelt, ligt er verderop een man van ongeveer jouw leeftijd, heerlijk ontspannen zijn zoveelste Dan Brown uit te lezen. En jij vraagt je maar één ding af: HOE DOET DIE MAN DAT?
Hoe doet die man dat??
Hoe kan het dat hij na een dagje boomklimmen of Aquapark Man of the Match is en niemand het heeft over degene die alle helmpjes moest dragen of zijn bikini helemaal aan gort heeft gegleden? Waarom kan een man slechts vijf minuten de clown zijn in het zwembad en de held terwijl jij jezelf permanent beschikbaar stelt als badhanddoeken slaaf en de duikspullen apporteert?
Een roedelleider is duidelijk en zegt wat hij wil
Ik vond het antwoord in de zomer van 2017. In mei ontstond de destructieve gedachte dat een puppy ons leven enorm zou verrijken en een aanwinst zou zijn voor het gehele gezin. Naast een verrijking bleek het ook een verarming want het beest maakte werkelijk alles kapot. Bovendien luisterde hij voor geen meter dus gingen hond en ik op puppycursus. “Een hond met ambities”, zei de hondentrainer. Maar het bleek geen compliment. Ik kreeg een verhaal over roedels en leiders en zijn persoonlijke inschatting van mijn positie. ‘Weet je,’ zei de hondenmeester. ‘Als jij als die haarbal op de bank springt vertederd zegt: “dat mag eigenlijk niet hè stouterdje!” Dan denkt die hond: ‘ik weet niet wie dit is, maar het kán de roedelleider niet zijn. Want een roedelleider is duidelijk en zegt wat wel en niet kan.’
‘Het is allemaal niet zo ingewikkeld,’ zei de hondentrainer. ‘Zo lang je maar duidelijk bent en regelmatig “nee” zegt. Honden zijn in feite net kinderen”. En ineens was daar het grote inzicht. Als ik een cocktail wil en wat rust, zal ik m'n roedel moeten leren volgen, apporteren en, nog veel belangrijker, ik zal ze moeten leren wanneer er gespeeld wordt en wanneer niet. En wanneer de roedelleider toe is aan rust en wijn, gaat iedereen naar z'n mand en af.
Nu alleen nog even doen.